Het werk van Agnes Sanford

Eén van de pioniers in het bidden om genezing van pijnlijke herinneringen is Agnes Sanford (1897-1982), echtgenote van een Episcopaals predikant in Californië. Ze weet zelf wat het is om in ketenen van oude herinneringen gebonden te zijn. Zo werd ze pas op ruim zeventigjarige leeftijd verlost uit de ban van wat ze eens als kind in een school­boek las over een mensenoffer in Sparta. Een gruwelijke jeugdindruk, die haar hele leven lang ergens in de diepte haar onderbewustzijn verduisterde. Ze schrijft in haar autobiografie Sealed Orders (Verzegelde Orders):


"Die oude herinneringen kunnen worden genezen en die ketenen kunnen worden verbroken. Dit is inderdaad de reden waarom onze Heer in de wereld kwam ('God verhuld in het vlees'): om de ketenen van gevangenen te verbreken en gebondenen in vrijheid te stellen."
"In het spreken met mensen leer ik te ontdekken wat hen bindt en ervoor te bidden dat het mag worden genezen. Ik doe dit op een erg eenvoudige manier. Ik stel hun drie vragen: 'Was je als kind gelukkig?' Als zij 'ja' zeggen, vraag ik: 'Wanneer begon je je ongelukkig te voelen?' En tenslotte: 'Waarom?'
"Dan vraag ik Jezus hun verleden binnen te gaan – terug in hun herinneringen – en alle gewonde plekken te ge­nezen, al die ketenen te verbreken en hen vrij te maken. En ik zie Hem dit doen. Ik zie hoe Zijn liefde rond elke oude wond blijft totdat het daaraan verbonden gevoel vol­ledig geheeld is.
Aan hetzelfde dat hen altijd zo onge­lukkig maakte, kunnen ze dan zo terugdenken dat ze zich niet meer naar voelen, maar zich alleen verheugen in een nieuwe vrijheid. Ik denk mij in, dat zo'n persoon zegt: "Goddank! Dat kan mij niet meer wonden." En dat is dan ook inderdaad zo.
Je zal wel denken: Maar iedereen heeft deze genezing der herinnering nodig. Ja! En iedere predikant kan op deze manier bidden, want het is een zeer eenvoudige dienst."

In een diep invoelen met de persoon met wie ze spreekt, ontvangt ze soms uit zijn verleden een (ziele)beeld dat de sleutel bevat tot een vergeten, traumatische herinnering die jarenlang zijn vreugde en geluk ondermijnde.
(Als wij in een gesprek met iemand een dergelijk (ziele)beeld ontvangen, kunnen we dat beter niet direct aan de desbetreffende persoon mededelen. Liever zullen we proberen, hem of haar zelf door voorzichtig vragen op deze herinnering te laten komen. Daardoor komt de bevrijding meer van binnenuit.)
Agnes Sanford leerde overigens erg voorzichtig te zijn met haar eigen diepe, snel bewogen emotionaliteit.
Ze zegt: "Ik leerde om Christus te stellen tussen mij en de persoon voor wie ik bad, mijn liefde voor hem of haar op Christus te richten en Hem ermee te laten doen wat Hij wil. Zodoende er­voeren de mensen van mij of door mij meer kracht dan gevoel. Vaak zeiden ze dat het de kracht van Christus' liefde was."
"Ik laat geen liefde naar die persoon uit­stromen, omdat ik weet dat mijn menselijke liefde onvol­doende is voor zijn genezing en zelfs een strik voor hem zou kunnen worden. Bovendien zou 'liefde uitgieten' be­tekenen dat ik mijn geest op mijzelf richt in plaats dat ik met mijn hele geest en ziel in de ander probeer in te komen."
Ook geeft ze niet toe aan een neiging om te gaan preken of te moraliseren. "Ik zeg niet: 'Wat hebt u voor ver­keerds gedaan?' of U leeft zeker in zonde , of 'U moet niet bang zijn', of 'U moet meer lief hebben' ...

"Zeker, zij moesten niet bang zijn. Maar tenzij de volmaakte liefde van Jezus door mij heen in hen gebracht kan worden zodat de angst wordt buiten geworpen, kunnen zij niet anders dan vrezen. Hen te laten besluiten om niet meer bang te zijn zou hen alleen maar bang kunnen maken om bang te zijn. Natuurlijk moeten zij meer liefde hebben. Maar dit kunnen zij niet omdat zij in het verleden zo gewond zijn dat hun kracht om lief te hebben vernietigd is. Er is niets dat zo uiterst ontmoedigend is voor een persoon die niet in staat is liefde te voelen als de brave woorden: 'U moet meer liefde hebben'. Het is even dwaas als tegen een zieke te zeggen: 'U moet meer gezondheid hebben.'

"Als de persoon me alleen vertelt over oud zeer, maar niet over de omstandigheden in zijn leven die dit veroorzaakten, vraag ik: Waarom was je zo ongelukkig?'' of 'Wat gebeurde er dat je het gevoel gaf dat niemand van je hield? Of een andere eenvoudige vriendelijke vraag die alleen maar zijn verdriet betreft en helemaal niet zijn zonden. Als de verdrietelijkheden verbonden zijn met zonden (zoals dat gewoonlijk het geval is)', zal dit wel naar voren komen zonder mijn sonderen."

"Soms weet ik dat hij iets terug houdt uit verlegenheid, of vrees. En ik wacht, vertrouwend dat die rest wel naar voren komt naarmate de Heer het leidt. . ."
"Ik bid dan eenvoudig (gewoonlijk met handoplegging), dat de liefde van Christus in hem komt en de zonde vergeeft en de verdrietelijkheden van het verleden zowel als van het heden geneest. Ik begin met het heden en ga terug in de herinneringen en vermeld iedere zonde en ieder pijnlijk incident dat mij verteld is. Ik ga nog verder terug en bid voor de genezing van die indrukken vol vrees of angst die over het kind kwamen, ver buiten het bereik van zijn her­innering. Ik ga met mijn gebed terug naar de tijd van de geboorte of zelfs vóór de geboorte en bid voor de ge­nezing van de ziel (de psyche) van de oorspronkelijke persoon."
"Heel dikwijls zegt degene voor wie ik bid daarna: 'Hoe wist u dat? En ik antwoord: ''Omdat ik het zag'."

Hier een voorbeeld van haar gebed: Gebed om innerlijke genezing.

Van belang is ook de wijze, waarop Agnes Sanford geleid werd te bidden voor haar hoogbejaarde moeder die aan seniele aftakeling leed.
"Ik trachtte te bidden om genezing van haar geestelijke toestand. Met hoegenaamd geen succes. Ofschoon ik wel voor haar kon bidden voor een verkoud­heid of een plantaardige vergiftiging, waarop ze dan de volgende dag helemaal beter was. Daarom vroeg ik om leiding: 'Heer, mag ik voor haar bidden om genezing van seniliteit?"

"Zijn antwoord was: 'Nee, het leven is te hard voor haar geweest en zij trekt er zich geleidelijk uit terug. Deze vergeetachtigheid is haar bescherming. Bid daarom dat zij zich de fijne dingen herinnert. En dat zij daarin meer en meer vreugde vindt. En dat zij gedurig alles wat haar ver­wart, mag vergeten.' Dit gebed om bewaring en vermeerdering van positieve herinneringen werd wonderlijk verhoord."

In de dienst der genezing is altijd een aspect van de be­diening der vergeving der zonden. Paulus gaat na zijn getuigen over de nieuwe schepping, waarin al het oude voorbijgaat; direct hierop over: "En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft." (2 Kor 5:18).

Agnes Sanford zegt hiervan:
"De grote moeilijkheid is dat de meeste predikanten, na de formele biecht te hebben prijsgegeven zoals zij zoveel dingen in de tijd der Hervorming hebben prijsgegeven, niet willen bidden om de vergeving van zonden. Zij willen al het andere proberen. Zij zenden de mens in moeilijk­heden weg met schoonschijnende beweringen dat God zeer verdraagzaam is en dat ze 'zich geen zorgen moeten maken'. Ik heb tragische gevolgen van zulke onvoldoende gesprekken meegemaakt. De predikant vraagt zich verwonderd af: 'Wat liet ik na?' Het antwoord is zeer eenvoudig: de predi­kant bad niet met de persoon; hij zei alleen maar tegen de mens in moeilijkheden dat hij het bij de Heer moest brengen in het gebed. En dit kon hij niet – anders zou hij niet naar een dominee gegaan zijn..."

Dit geldt bijzonder ook voor mensen die aan het, verleden geketend door het machteloos verlangen, toch nog goed te maken of goed gemaakt te krijgen wat onherstelbaar kapot gemaakt blijkt te zijn. Als de Heer ons hele verleden voor Zijn rekening neemt, horen alle passiva daar bij. En ook alle activa die wij mogelijk nog eens zouden kunnen inbrengen laten we in Zijn hand. Alles goedmaken zelfs aan gestorvenen, is Zijn zaak.
En alleen in en door Hem kan het eventueel ook een keer onze zaak worden. Eerst komt Jezus zomaar als Heer het uitbuitershol van Zacheüs binnen. En dan pas is er met Hem over goedmaken een gesprek. (Luc.19:1-10)

(dr. K.J. Kraan, Genezing der Herinneringen, ca. 1975, pag. 13-18)