- Gegevens
- Gepubliceerd op 23 augustus 2018
Beste lezer,
zoals je in vorige blogs heb kunnen lezen, heb ik vanaf 2017 gewerkt aan een nieuw boek. Even een update:
1. Ik heb afgelopen zomer vijf vruchtbare schrijfweken gehad.
2. Het boek is nu wel klaar, op de eindredactie en het voorwoord na. Blij dat ik tot hiertoe gekomen ben. Zeer dankbaar!
3. Planning: laatste week oktober definitief klaar. April 2019 op de markt?
4. Titel: Genezing en bevrijding: 'nu al' en 'nog niet'.
5. Uitgever: dat wordt Buijten en Schipperheijn, Amsterdam. Ik heb in zomer een vruchtbaar contact gelegd met deze uitgever.
Ik geef jullie nog een paar doorkijkjes:
uit hst. 10 Over de plaats van ‘geloof’
1. Geloof is een positieve factor in de dienst van genezing en bevrijding. ‘Heb geloof in God’. Meer geloof kan leiden tot meer genezingen en bevrijdingen.
2. Geloof of het ontbreken ervan is niet de enige factor. Daarnaast kunnen er bij alle betrokkenen nog meer hinderpalen zijn. Soms is het algemene klimaat van scepsis in onze kerken en gemeenten een hinderpaal.
3. De verantwoordelijkheid om zich in geloof uit te strekken naar Gods ingrijpen ligt evenzeer bij de bedienaars van genezing en bevrijding als bij de zieke. En waar het Nieuwe Testament nooit de zieke vermaant wegens gebrek aan geloof, is deze vermaning er wel aan het adres van de naaste medewerkers van Jezus, de discipelen die de maanzieke jongen niet kunnen genezen.
4. Dat laatste zal er zeker mee te maken hebben dat ‘tekort aan geloof’ een kwetsbare zieke zou opzadelen met een schuldgevoel die bovenop zijn ziekte komt. Harmen U. de Vries zegt het als volgt: ‘Vanuit pastoraal gezichtspunt is het van belang om op te merken dat niet alleen het (on)geloof van de zieke telt, maar evenzeer en misschien nog wel meer dat van de genezingsbedienaars, van de omstanders en van de geloofsgemeenschap als geheel.’
5. Je mag soms meeliften op andermans geloof, op het geloof van je biddende omgeving, op het geloof van de biddende gemeente. Dat geeft ontspanning. Het hoeft niet allemaal van jou als zieke af te hangen. Geloof is geen prestatie van ónze kant, iets wat we moeten opbrengen om genezing te ontvangen.
6. Geloof is geen mensenwerk. Dat wordt ons elke keer weer door God gegeven. Momenten of periodes van twijfel horen daar bij. In dat geloof mogen we groeien.
uit hst 11, Is genezing altijd naar Gods wil? De Geest verbindt zich ook aan het lijden...
Kees van der Kooi stelt de volgende treffende vraag: ‘Welke relatie ligt er tussen het werk van de Geest van Christus en het lijden? Wie de veelheid van populaire boeken, folders en traktaten beziet, die het werk van de Geest in relatie tot de gave der genezing als onderwerp hebben, moet welhaast tot de gevolgtrekking komen dat tussen beide geen enkele relatie bestaat. De genezingscampagnes die in het Nederlandse taalgebied worden georganiseerd, zijn ronduit uitdagend en prikkelend.’
In mijn hoofdstuk 11 werk ik de relatie tussen de Geest en het lijden verder uit, o.a. aan de handen van Romeinen 8 (geheel), Kol. 1:24 (is er verlossend lijden? zie Is er ook verlossend lijden?) en 2 Kor. 12:7-10 (zie Paulus en zijn doorn in het vlees)
uit hst 12, De soevereiniteit van God en onze gebeden
Wat bedoelen we eigenlijk met dat begrip ‘soevereiniteit van God’? Daarmee bedoelen we dat God geheel onafhankelijk en vrij is, dus ook vrij om te handelen of niet te handelen. Hij handelt op zijn tijd en op zijn manier, soms ongedacht en onverwacht. God is autonoom in zijn handelen en beslissen, Hij is aan niets of niemand verantwoording verschuldigd. Het Nieuwe Testament zegt over de Heilige Geest dat Hij soeverein is: ‘De wind waait waarheen hij wil’ (Joh. 3:8). De Geest is het die gaven uitdeelt ‘zoals Hij wil’ (1 Kor. 12:11). Toch is hiermee niet alles gezegd. Want een God ‘die vrij is te handelen en te beslissen’ roept nog teveel associaties op met een God van willekeur. Dan zouden we zijn overgeleverd aan een grillige God. Er moet een samenhang zijn tussen de soevereiniteit van God en zijn liefde en trouw. In hun Christelijke dogmatiek (2012) wijzen G. van den Brink en C. van der Kooi erop dat de Godsnaam ‘Ik zal zijn die Ik zijn zal’ (Ex. 3:14) enerzijds een uitdrukking is van Gods volstrekte betrouwbaarheid en anderzijds van zijn soevereine vrijheid.[1] Die samenhang tussen Gods soevereiniteit en zijn liefde en trouw is dus met de naam van God gegeven. Dat heeft anderen ertoe gebracht te spreken over Gods ‘liefdevolle vrijheid’. God is vrij in zijn liefde om mensen te redden, ook wanneer zij Hem (in eerste instantie) afwijzen. Gods vrijheid om te handelen en te beslissen is geworteld in zijn liefde en trouw. Anders gezegd: God is vrij om te handelen, maar heeft ervoor gekozen zijn doen en laten te laten bepalen door zijn liefde en trouw, genade en ontferming. Daarmee is niet gezegd dat we de liefde van God tegen zijn soevereiniteit mogen uitspelen of dat we de liefde God als het ware zijn soevereiniteit laten opslokken. Soms gebeurt dat, ook in sommige genezingstheologie. Dan ‘moet’ God wel genezen, want zijn liefde drijft Hem daartoe. Maar God ‘moet’ niets.